De pier
Het water vlak en glad,
De wind zachtjes en mat.
De vissers in grote getalen,
Wandelende mensen met eigen verhalen.
De pier omringd met water,
Verhalen over vroeger, nu en later.
Zo anders als in het duister van de nacht,
Als het licht van de vuurtoren aan het einde wacht.
Het water zich met volle kracht laat horen,
Terwijl de wind zijn wangen flink laat bollen.
De maan met zijn schijnsel toezicht houd,
De sterren flonkeren zo heel vertrouwd.
De bezoekers van de dag,
Verschillen van die van de nacht.
Ze lopen op dezelfde pier,
Maar hebben een ander soort plezier.
De dag zoekt een wandeling en vertier,
Ontspanning en gezinsplezier.
De nacht doolt één met de natuur,
En gebruikt emotie als leidraad en stuur.
J.H.